Ga naar inhoud
Professionals

Filmpolitieke Werklunch, 25 september 2022: Keynote Laurette Schillings

Mijn naam is Laurette Schillings. Ik ben een van de producenten binnen het onafhankelijke productiehuis Topkapi Films. Wij - zo staat op onze website geschreven in hip Engels - ‘tell stories that need telling’. Oftewel in ouderwetsch Nederlands: wij vertellen verhalen die verteld moeten worden.

Samen met de scenarist en regisseur heb ik als producent het mandaat om te bepalen welke verhalen we vertellen. Die verantwoordelijkheid is fantastisch en weegt tegelijkertijd zwaar.

Het verhaal van mijn eigen carrière is helaas niet heel filmisch: ik zou u graag vertellen dat ik als kind al eindeloos verhalen schreef achter de typmachine of met een camera in de weer was en dat iedereen toen al zei: ‘dat gaat een grote cineast worden’. Maar nee, ik vond tekenen ook heel leuk, net als toneelspelen en zingen.

Ik ben van de gelukkige generatie die als student nooit tijdsdruk voelde. Ik had de mogelijkheid verschillende studies te volgen en zo eindigde ik met een diploma grafisch vormgeven op zak en een diploma waarvan niemand precies wist wat je ermee kon worden. Dat ik als stagiaire bij een productiehuis terecht kwam was ook toeval. Ik had nooit gedacht dat de filmwereld toegankelijk zou zijn voor iemand uit Rotterdam-Zuid. Maar ik blufte me met een vrolijk en standvastig karakter naar binnen. Toen ik als eerste klus ging helpen bij de organisatie van een première op IDFA, moest ik even googelen wat IDFA eigenlijk was. Trouwens: Google bestond nog niet, het was AltaVista, waarbij ik moest inbellen via de telefoonlijn en een piepende modem. Zo lang is dit geleden.

Ik voelde me meteen op mijn plek. Dit werk paste me, zo realiseerde ik me, omdat het een bepaalde mate van chaos met zich meebracht. Reuring en heel veel mensen om mee samen te werken. Veel feestjes ook, op mijn lijf geschreven.

Nu zou je dan misschien verwachten dat ik hier zou vertellen dat sindsdien mijn carrière een enorme vlucht nam, maar dat is niet zo. Ik zette steeds hele kleine stapjes; na mijn stage werd ik productieassistent, productie supervisor, assistent producent, hoofd coproducties. Nooit geweten waar ik naar onderweg was en dat was ook niet belangrijk; als ik maar aan de films kon blijven meewerken. Het ging vanzelf maar natuurlijk ook weer niet, want ik werkte knoerthard en altijd een paar jaar in dezelfde functie. Ook was er altijd iemand in de buurt die zag dat het tijd was me een duwtje in een nieuwe richting te geven. Ik was al twaalf jaar in het vak toen binnen het productiehuis werd geopperd: ‘Het wordt tijd dat je zelf gaat produceren…’ Het was de eerste keer dat ik iets echt heel eng vond en ook onzeker werd. Hard werken alleen bleek niet toereikend in deze nieuwe functie; ik kreeg veel vrijheid maar ook veel verantwoordelijkheid. Ik moest mezelf ontwikkelen, een signatuur vinden, een visie vormen en nadenken over welke verhalen ik zelf wilde vertellen en met welke makers ik wilde werken. Ook werd ineens een beroep gedaan op competenties op het vlak van psychologie, strategie, dramaturgie en financiering. Maar het toverwoord was: tijd.

Doordat ik ook de kans heb gekregen om me verder te scholen en trainingen te volgen bij The European Audivisual Entrepeneurs en ACE (wat staat voor Atelier Cinema Europe), kon ik veel kennis opdoen en mijn eigen internationale netwerken opbouwen. Hierdoor kon ik zelf opschalen naar een hoger niveau.

Nu ik tien jaar ervaring heb in de functie van producent, kan ik zeggen dat ik in de gelukkige omstandigheid verkeer dat ik met een team van getalenteerde mensen kan werken aan prachtige films en series. Altijd proberen we een balans te zoeken tussen de keuze voor nieuw talent en gevestigde namen, producties voor een niche publiek en projecten voor een brede doelgroep. En we focussen ons op coproducties. Vele daarvan oogsten ook internationaal waardering. Recente voorbeelden zijn de Oscar winnende Deense coproductie Druk en de Vlaamse coproductie Close, die in mei van dit jaar de Grand Prix du Jury won in Cannes.

Vanzelfsprekend zeggen deze films en series iets over de tijd waarin we ze maakten. Tegelijkertijd streven we ernaar universele verhalen te vertellen die relevant blijven. Over mensen die in het nauw komen, en die laten zien hoe ze zich staande proberen te houden in omstandigheden die groter zijn dan zijzelf.

Bijvoorbeeld een verhaal over een kleine man die zijn huis niet wil verlaten voor de bouw van een groot hotel in Publieke Werken. Over een groep astronauten die in Missie Aarde een nieuwe aarde zoekt omdat de huidige is overstroomd (destijds gold dit nog als komedie…). Een verhaal van een jongen die zich Tom Adelaar gaat noemen omdat zijn eigen Surinaamse achternaam achterdocht wekt. We hebben de reis laten zien van Layla M, tijdens haar radicalisering. We vertelden hoe De verschrikkelijke jaren tachtig waren, en wat er zou kunnen gebeuren wanneer je aan de verkeerde bumper kleeft in de gelijknamige film.

Als ik terugblik, vormt diversiteit & inclusie een rode draad in veel van de projecten die ik ontwikkel, zonder dat ik hiernaar specifiek op zoek ben gegaan. Misschien helpen mijn Rotterdamse roots me hierbij. Ik woon nog steeds in de stad met 170 nationaliteiten. Een stad waar velen te kampen hebben met armoede en ongelijkheid. Doordat de overheid zich steeds minder bekommert om sociale zekerheden, zijn de gevolgen van inflatie, wooncrisis, zorgcrisis en klimaatcrisis voor deze mensen als eerste voelbaar. Daar maak ik me grote zorgen over. Terwijl ik wakker lig van deze systeemcrisis is dit juist het verhaal dat zich lastig laat vertellen. En dat frustreert me.

Al vele jaren maak ik mij sterk voor een duurzamere wereld. Het heeft mijn leven op vele vlakken waardevoller gemaakt doordat ik op een andere manier met tijd om moet gaan. Bewuster en min of meer gedwongen in een lager tempo. Ik weet heel goed dat collega’s mij soms vermoeiend vinden als ik op een festival vertel over hoe eenvoudig en fantastisch mijn slome treinreis van een dag was versus hun snelle maar onrustige vliegreis van twee uur (al is dat tij ook aan het keren). Ze hadden er eenvoudigweg geen tijd voor, maar volgende keer misschien… ja… echt. Iedereen weet rationeel heel goed dat er stappen nodig zijn. Tegelijk blijkt het in de praktijk lastig om daar consequenties aan te verbinden. Een duurzaam leven vergt een gedragsverandering waarbij het algemeen belang leidend is en dat komt het individu niet altijd goed uit. Zeker niet op de korte termijn. Daarom is het ook zo’n onaantrekkelijk verhaal om te vertellen want het gaat over opgeven van prettige verworvenheden: niet meer vliegen, geen vlees consumeren, de haard niet meer aan. De positieve effecten blijven daarbij te vaak onderbelicht.

Met een collega-producent zette ik onlangs een stichting op waarmee we van binnenuit onze industrie proberen te verduurzamen door de milieu-impact van producties te verminderen. Dat doen we op een positieve manier, door het verzamelen en delen van informatie om duurzaam produceren voor iedereen eenvoudiger te maken. We merken gelukkig dat een steeds grotere groep crew- en castleden zich bij ons wil aansluiten; vanuit eenzelfde drijfveer willen zij iets doen. Maar dit gaat natuurlijk vooral over het maakproces van films en series…

Tegelijkertijd realiseer ik me dat we als filmgemeenschap in staat zijn een groot publiek te bereiken. Wij kunnen dit thema naar het kleine en grote scherm brengen. Omdat ik geloof dat het hart het hoofd zal aansturen, hoop ik dat wij als sector de stap zetten om dit lastige verhaal meer en meer in spannende, komische en emotionerende films en series te integreren. Ik voel dat als een grote verantwoordelijkheid voor ons. Zelf wil ik me hier de komende jaren hard voor maken en ik zal dit in mijn keuzes voor projecten zwaar laten meewegen.

Duurzaamheid gaat over méér dan het tegengaan van klimaatverandering.

In algemene zin gaat het om het uithoudingsvermogen van mensen, systemen en processen. Dat is nodig voor een gezonde bevolking, mentaal en fysiek, voor goed werkende sociale netwerken en maatschappelijk vertrouwen. In het licht van de systeemcrisis die ik benoemde is onze maatschappij niet toe aan reparaties her en der, maar aan een complete reset, een transitie met respect voor collectieve belangen. Dat geldt ook voor de audiovisuele industrie.

Op dit moment zijn we buiten adem aan het raken: de vraag is groter dan het aanbod, crewleden zijn bijna niet te krijgen, ze hebben te weinig ervaring of ze vallen om. Ik maak het op dit moment mee. Budgetten zijn niet meer toereikend en mede door de slag om de kijker ligt het tempo van het ontwikkel- en maakproces moordend hoog. Het aanbod is inmiddels zo groot dat de meeste producties geen tijd meer krijgen om een publiek te vinden of ondersneeuwen in het aanbod. We raken steeds verder verstrikt in een systeem dat stuurt op meer, meer en meer in plaats van op kwaliteit, pluriformiteit en aandacht. Net als bij de klimaatcrisis vraagt dit om een gedragsverandering van het begin tot het einde van de keten. Om het tij te keren moeten we de krachten bundelen en zowel verticaal als horizontaal samenwerken. De eindrapportage van het sectorplan bevat stappen die hieraan bijdragen en spoort alle betrokken partijen aan om hun verantwoordelijkheid te nemen.

“Zoals we zijn, zo zijn de tijden”. Wij producenten zouden scherpere keuzes kunnen maken bij de producties waar we ‘ja’ tegen zeggen. We zullen ons serieus moeten afvragen of we niet moeten streven naar minder producties met hogere budgetten in alle fases van het maakproces. Dat zou de kwaliteit van onze producties een belangrijke impuls kunnen geven, waardoor ze hopelijk een meer prominente plek kunnen verwerven in binnen- en buitenland, op festivals, in bioscopen en filmtheaters, op tv en on demand. Daarnaast moeten we ook de kwaliteit van het maakproces zelf centraal stellen. Er zijn al een aantal initiatieven uit de sector die aandringen op een gezonder werkklimaat en dat juichen we toe, maar daarvoor moet wel binnen de hele waardeketen draagkracht gevonden worden. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt niet alleen bij de productiesector.

Het wetsvoorstel voor een investeringsverplichting dat nu klaarligt, is ontzettend belangrijk. Dit zou op de lange termijn moeten leiden tot een gezonder en duurzamer productieklimaat. Er stromen immers al jarenlang onvoldoende middelen terug naar het begin van de keten. Fondsen en financiers zouden op korte termijn al een extra stimulans kunnen bieden door de ontwikkelingsbudgetten substantieel te verhogen.

Daarnaast blijft continuïteit in beleid onmisbaar. De overheid moet waarborgen dat de waardevolle production incentive voor high end series wordt gecontinueerd en dat er extra wordt ingezet op talentontwikkeling – zowel ‘on the job’ als buiten het directe maakproces om. Indexatie van budgetten en vergoedingen is eveneens broodnodig.

Tot slot. Ik spreek de hoop uit dat we zonder wantrouwen en cynisme kunnen werken aan een gezondere wereld, ook als blijkt dat het allemaal minder erg zal worden dan ik zelf verwacht. Daarbij denk ik altijd aan de volgende vergelijking:

Stel je de aarde voor als een topatleet die geselecteerd is voor de Olympische Spelen. Er wordt getraind, er wordt genoeg rust genomen om te herstellen, er wordt gezond gegeten en goed voor zichzelf gezorgd. En dan worden de Olympische spelen ineens afgezegd. Is alles dan voor niets geweest? Nee, de atleet is topfit en hypergezond.

Zorgen voor onszelf, voor elkaar en een gezonde wereld heeft altijd zin. Ook dat is een zware, volwassen, maar tegelijkertijd fantastische verantwoordelijkheid.

ga terug