Ga naar inhoud
NFF Extended

Verslag Filmpolitieke Bijeenkomst 2024

De uitdagingen zijn groot, maar er liggen kansen.” Bondiger dan dit kun je de conclusies van de Filmpolitieke Bijeenkomst 2024, die op 22 september plaatsvond, niet samenvatten. Filmprofessionals en beleidsmakers gingen met elkaar in gesprek over de uitdagingen op het gebied van sociale wetgeving en de financieringsmogelijkheden voor Nederlandse film- en AV-producties.

In het kort

  • Het karakter van (de financiering van) film- en AV-producties is specifiek en projectmatig.
    - Ondersteuning wordt geboden via de regelingen van het Nederlands Filmfonds, de ontwikkeling van fair pay-instrumenten voor zzp’ers aan de fairPACCT Ketentafel Film/AV en de structurele tegemoetkoming in de meerkosten van fair pay vanaf 2025 via het Filmfonds.
    - In overleg over de wijzigingen in sociale wet- en regelgeving zal de sector worden uitgenodigd de sectorspecifieke kenmerken in te brengen. OCW zal het perspectief vanuit het cultuurbeleid, in het licht van de projectmatige aanpak bij film- en AV-producties, benadrukken maar liet ook weten dat de betreffende wetgeving rond zzp’ers nu bij de Raad van State is en dat dat advies afgewacht moet worden.
  • De Belgische Tax Shelter blijkt een belangrijke motor voor een toonaangevende sector, in aanvulling op de selectieve en semiautomatische financieringsregelingen voor film- en AV-producties, die zowel in België als Nederland bestaan. Binnen de Nederlandse productiesector bestaat breed draagvlak voor een fiscaal-economische stimuleringsmaatregel naar model van de Belgische Tax Shelter.
  • Voor zorgvuldige beleidsontwikkeling is periodiek sectorbreed onderzoek over de actuele (markt)ontwikkelingen in de film- en AV-sector in Nederland, de effecten van relevant beleid, wet- en regelgeving in brede zin en hoe deze op elkaar inwerken van fundamenteel belang. OCW gaat de mogelijkheid hiertoe verder uitwerken. Ook het Filmfonds zegde zijn medewerking hieraan toe.
  • OCW moedigde de sector aan het constructieve overleg en de samenwerking tussen alle partijen in de keten, ingezet in 2022 ten behoeve van de Eindrapportage werkgroep Sectorplan, voort te zetten. Ook OCW werkt door aan de opvolging van de aanbevelingen uit het Sectorplan, waaronder die voor talentontwikkeling.

Tijdens de bijeenkomst werd allereerst een kritisch beeld geschetst van de recente ontwikkelingen in de sociale wetgeving: deze sluiten nog niet goed aan bij de projectmatige werkwijze en financiering in de audiovisuele productiesector. Daarnaast werd het filmproductielandschap in Nederland vergeleken met het ecosysteem in België, waar met name de Belgische Tax Shelter een grote bijdrage levert aan de ontwikkeling van een sterkere en toonaangevende audiovisueel industrie in ons buurland.

Deze relatief complexe zaken werden in rap tempo inzichtelijk gemaakt en besproken. Dat was niet alleen te danken aan de twee hoofdsprekers, jurist Dorieke van Helden en professor Tim Raats van de Vrije Universiteit Brussel, maar ook aan de bevlogen moderatie door Ruurd Bierman, adviseur media-industrie en voorzitter van de Raad van Toezicht van het Nederlands Film Festival.

Sociale wetgeving en Arbeidsrecht

Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst opnieuw handhaven op schijnzelfstandigheid. Dit kan een enorme impact hebben op de Nederlandse film- en audiovisuele sector, waar een groot deel van de professionals werkzaam is als zelfstandige zonder personeel (zzp'er). Datzelfde geldt voor voorgenomen aanpassingen in de sociale wetgeving met als doel om verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt tegen te gaan. Een vast dienstverband wordt voortaan het uitgangspunt.

Deze nieuwe wet- en regelgeving staat echter op gespannen voet met de projectmatige werkwijze en financiering van de Nederlandse filmindustrie, zo benadrukte Dorieke van Helden. Als juridisch adviseur vertegenwoordigt zij producenten in hun rol als opdrachtgever aan de Ketentafel Film/AV. Met deze sectorspecifieke kenmerken zouden beleidsmakers en de Belastingdienst meer rekening moeten houden, benadrukte zij.

Het zit hem in de aard, specialisatie en de duur van jullie werk.”
--In haar keynote gaf Dorieke van Helden aan waar de schoen wringt.

De cast en crew van een filmproductie worden immers per productie geselecteerd, op basis van het verhaal dat de makers willen vertellen. Het individuele project is daarmee leidend voor de expertise die benodigd is, de omvang van de ploeg en duur van de werkzaamheden.

Wat op scherp staat is de beoordeling van de arbeidsrelatie: wanneer kan iemand als zelfstandig opdrachtnemer een afgebakende klus uitvoeren, en wanneer zou het werk (eigenlijk) in dienstverband uitgevoerd moeten worden? Het ontbreekt vooralsnog aan eenduidige kaders om dit te toetsen.

Van Helden zette uiteen dat in het verleden aan werkenden en werkverleners wel helderheid werd verschaft door middel van de specifieke ondernemersverklaring audiovisuele branche (OVAV) en daarna de algemene Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Sinds het afschaffen van de VAR in 2016 zijn er eigenlijk geen werkbare instrumenten meer voor de Nederlandse AV-sector om die vraag met de nodige zekerheid en vóór aangaan van de opdracht te beantwoorden. De webmodule en ondernemerscheck die de Belastingdienst aanbiedt kunnen tegenstrijdige resultaten opleveren voor opdrachtgever en -nemer. Zelfs het ontwerpwetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties (nu in behandeling bij de Raad van State) biedt niet de gewenste verduidelijking, zo constateerden ook de coalitiepartijen onlangs in de Tweede Kamer.

Een factor die deze beoordeling bemoeilijkt is dat in de AV-sector coördinatie noodzakelijk is om alle professionals goed te laten samenwerken – op dezelfde momenten en locaties. Door een buitenstaander kan deze coördinatie ten onrechte worden aangemerkt als gezag; dit wordt als kenmerk gezien van een dienstverband.

Een ander knelpunt is de projectmatige financiering per productie. Wanneer het een verplichting zou worden als gevolg van onduidelijke kaders om werkenden in dienst te nemen, krijg je te maken met allerlei aspecten van het arbeidsrecht die haaks staan op het intrinsiek flexibele, projectmatige karakter van de AV-sector.

Een producent maakt voor elke productie een specifiek budget,” schetste Van Helden. Op basis daarvan wordt passende financiering gezocht voor dat specifieke project. In zo’n budget staan alle specifieke rollen die voor dat project vervuld moeten worden slechts één keer vermeld. Deze (rollen) zijn alle begroot op een bepaald bedrag dat vaststaat. Voor specifieke extra kosten die gelden voor werknemers bij ziekte, vervanging, uitval, disfunctioneren, ontslag en herplaatsing is binnen dergelijke budgetten geen ruimte. Dit zijn allemaal kosten die niet matchen met de huidige wijze waarop filmproducties nu worden gefinancierd.

Na een kort gesprek tussen deelnemers in de zaal reageerde ook Youssef Louakili, directeur Media en Creatieve Industrie bij het ministerie van OCW.

Als OCW hebben wij begrip voor het projectmatige karakter van de sector, en dat dragen we ook uit,” verklaarde hij. “De nieuwe wetgeving is bedoeld om de over-flexibilisering van onze arbeidsmarkt in bredere zin te corrigeren. De discussie daarover speelt al meer dan tien jaar. Tegelijkertijd is het belangrijk te bezien wat dit behelst voor de filmsector, vanuit het perspectief van het cultuurbeleid. Namelijk: zorg dragen voor creativiteit, voor pluriformiteit van het Nederlandse aanbod en voor producties van hoogwaardige kwaliteit. De creatieve vrijheid om te kiezen welke makers en specialisten je betrekt, en andersom de keuzevrijheid aan welk project je meewerkt is belangrijk. Als ministerie van OCW gaan wij ons ook in de discussie met andere departementen hard maken voor dat specifieke karakter. Maar daarmee kunnen we nog geen beloftes doen die tot andere uitslagen of uitwerking gaan leiden.

Louakili benadrukte dat het ministerie de problemen van de sector serieus neemt. Onder meer via het Filmfonds wordt projectmatige financiering verleend. Bovendien steunt OCW dat uitvoering wordt gegeven aan de principes van de Fair Practice Code. Aan de Ketentafel Film/AV wordt onder auspiciën van Platform ACCT binnen het programma fairPACCT werk gemaakt van passende instrumenten om arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden voor zzp’ers te verbeteren. Louakili complimenteerde de deelnemers aan de Ketentafel met de mooie resultaten die al zijn behaald – volgens hem een heel mooi voorbeeld van samenwerking in de keten om toe te werken naar een gezamenlijk doel: fair pay en fair practice. Met die tools als basis stelt OCW vanaf 2025 via het Filmfonds jaarlijks circa € 6,3 miljoen beschikbaar als tegemoetkoming in de meerkosten van fair pay voor de betrokken werkenden bij producties.

Gidsland België

In het tweede deel van de Filmpolitieke Bijeenkomst bood Tim Raats, professor aan de Vrije Universiteit Brussel, inzicht in de financieringsmogelijkheden voor films en series in België. Hij kon daarbij bogen op meerjarig onderzoek op basis van relevante data. Raats kenschetste het ecosysteem in ons buurland als dynamisch en niet-gecentraliseerd. Feitelijk is sprake van twee markten: Vlaanderen en Wallonië. Deze zijn beide van beperkte omvang waardoor een grote rol is weggelegd voor publieke ondersteuning van nieuwe producties.

België telt verschillende selectieve fondsen (VAF, CCA) vergelijkbaar met de selectieve steun van het Nederlands Filmfonds. Daarnaast zijn er verschillende semiautomatische fondsen (Screen Flanders, Screen Brussels, Wallimage) die sturen op productieactiviteit in een bepaalde regio en waarbij (net als bij de Production Incentive in Nederland) het budgetplafond vast staat. Complementair hieraan is de Belgische Tax Shelter: een gunstige fiscaal-economische maatregel om investeringen in de culturele sector te stimuleren waarbij financiers profiteren van een return-on-investment.

De Tax Shelter staat open voor zowel Belgische producties als internationale coproducties met België. In aanvulling op audiovisuele producties is de maatregel recent verbreed naar podiumkunsten en games. Uniek is dat de Tax Shelter steeds meebeweegt met de investeringen vanuit de markt. Nederland kent een dergelijke maatregel nog niet.

Binnen de financiering van Belgische producties vervult de Tax Shelter een groot aandeel – steeds in combinatie met bijdragen uit andere bronnen. Het combineren van financiering heeft grote meerwaarde, zo gaf Raats meermaals aan. De Tax Shelter is cruciaal bij het hoog houden van het volume aan content; selectieve steun is van wezenlijk belang voor het waarborgen van kwaliteit, diversiteit en talentontwikkeling.

De introductie van de Tax Shelter in 2004 heeft een sterke bijdrage geleverd aan professionalisering van de Belgische AV-sector. Raats wees erop dat dat voorheen vrijwel elke Vlaamse speelfilm noodgedwongen was aangewezen op coproductie met andere landen. Dat tij is nu gekeerd. België kent inmiddels een volwassen, zelfbewuste industrie die ook internationaal erkenning oogst.

Tegelijkertijd is het ook in Vlaanderen niet allemaal rozengeur en maneschijn. Volgens Raats spreken sommige professionals van een permanente staat van crisis. Evenals in Nederland maakt men zich grote zorgen over de stijging van productiekosten. Daarnaast is men beducht voor wijzigingen binnen het overheidsbeleid; de afhankelijkheid van publieke financiering maakt de sector daar gevoelig voor. Eventuele verdere bezuinigingen op de publieke omroep hebben een grote impact op het Vlaamse AV-bestel, veranderingen in het vennootschapsrecht raken de Tax Shelter.

Tel daarbij op de veranderingen in de markt en kijkgedrag onder invloed van streamingdiensten – zelfs nu sprake is van consolidatie en het terugschroeven van ambities. De dominantie van dramaseries voor televisie en streamingplatforms zet druk op de ontwikkeling en productie van speelfilms. Raats sprak in dat licht over een ‘sector op twee snelheden’: enerzijds de producties die in hoog tempo tot realisering worden gebracht, anderzijds de producties die langere tijd gegund wordt voor (scenario-)ontwikkeling – hetgeen nodig is om onderscheidende kwaliteit te bereiken en om tot volledige financiering te komen.

De presentatie van Raats vond veel weerklank bij de aanwezigen. Een fiscaal-economische maatregel naar model van de Belgische Tax Shelter kan op breed draagvlak rekenen, bleek tijdens het nagesprek.

Bart van den Broek, voorzitter van Netherlands Post Production Alliance, beklemtoonde dat nu sprake is van een ongelijk speelveld. De financieringsmogelijkheden in Nederland zijn beperkt, waardoor ambitieuze producties veelal zijn aangewezen op internationale cofinanciering. De spend-verplichtingen die daarmee samenhangen leiden tot weglekken van werkgelegenheid naar het buitenland. Met name de Belgische industrie heeft dankzij de Tax Shelter een sterk aanzuigende werking. Inmiddels wordt een groot deel van de postproductie voor Nederlandse majoritaire coproducties uitbesteed aan Belgische bedrijven.

Producenten Floor Onrust (Family Affair Films) en Leontine Petit (Lemming Film) onderschrijven eveneens de noodzaak van een dergelijke maatregel in Nederland om continuïteit te waarborgen, ondernemerschap te stimuleren en bij te dragen aan talentontwikkeling en kwalitatief hoogstaande producties.

In zijn terugblik op de bijeenkomst onderstreepte Youssef Louakili dat het ministerie van OCW een brede blik op de AV-sector voorstaat – vanuit het cultuurbeleid én als economische activiteit met aandacht voor werkgelegenheid en ondernemerschap. Vanuit dat perspectief ziet hij de toegevoegde waarde van een tax shelter. Dat wil hij ook bij andere departementen over het voetlicht brengen.

Noodzakelijke vervolgstappen: onderzoek en samenwerking

De aanwezigen waren het er roerend over eens dat periodiek sectorbreed onderzoek, zoals dat waar Raats zich op kon beroepen, ook nodig is voor het Nederlandse AV-ecosysteem. Er worden deelonderzoeken uitgevoerd zoals de jaarlijkse Film Facts & Figures van het Filmfonds, de monitor van de Production Incentive en de bioscoopmonitor; veel winst valt te behalen door deze data aan te vullen en te combineren met systematisch onderzoek naar marktontwikkelingen en trends in de hele keten, werkgelegenheid en de effecten van relevant beleid, wet- en regelgeving in brede zin. Youssef Louakili onderschreef namens het ministerie van OCW het belang van sectorbreed onderzoek als fundamentele basis voor beleidsontwikkeling. Hij haalde aan dat de werkgroep Sectorplan (2022) hiertoe ook al had opgeroepen en gaf aan de mogelijkheid voor dergelijk onderzoek verder te gaan uitwerken. Ook het Filmfonds zegde zijn medewerking hieraan toe.

Tot slot gaf Louakili aan dat alle aanbevelingen van deze bijeenkomst ter harte worden genomen. Daarbij deed hij ook een oproep aan de aanwezigen, onder verwijzing naar het Sectorplan (2022). Dit omvat aanbevelingen aan de sector én de overheid om te komen tot een divers aanbod van hoge kwaliteit en met production value dat niet alleen een groter publiek in Nederland aanspreekt maar dat ook over de grenzen kan excelleren. Deze ambities zijn onverminderd actueel. Niet voor niets had ook moderator Ruurd Bierman meermaals het Sectorplan aangehaald.

Louakili onderstreepte hoe uniek het is dat het Sectorplan werd opgesteld door een gezamenlijke werkgroep van vertegenwoordigers uit de hele productie-, distributie- en exploitatieketen. Hij moedigde de aanjager en de stakeholders aan om dit gezamenlijke gesprek voort te zetten en uitvoering te geven aan de aanbevelingen. OCW werkt op verschillende manieren aan de opvolging van het Sectorplan, dit najaar publiceert het ministerie bijvoorbeeld een mapping over talentontwikkeling.

Het laatste woord was aan Ido Abram en Marjolijn Bronkhuyzen, de directie van het Nederlands Film Festival. Zij spraken de hoop uit om de volgende Filmpolitieke Bijeenkomst opnieuw in Utrecht te kunnen hosten en als festival een platform te kunnen blijven bieden over actuele ontwikkelingen in de sector.

ga terug