Ga naar inhoud

Interview met Eché Janga en Esther Duysker over BULADÓ

NFF 2020 opent met Eché Janga’s speelfilm BULADÓ. Het startpunt was een door zijn oom opgetekend verhaal, gebaseerd op een mondeling doorgegeven slavensage. In samenwerking met scenarist Esther Duysker groeiden deze vijf kantjes tot een gevoelig familiedrama met een magisch-realistische inslag. Janga’s speelfilmdebuut HELIUM, gesitueerd op Texel, won in 2014 al twee Gouden Kalveren voor Beste Muziek en Beste Camera. Voor BULADÓ vertrokken ze naar een ander eiland: Curaçao.




Eché, jouw vader komt van Curaçao, maar je bent zelf in Nederland geboren en opgegroeid. Hoe was het voor jullie om daar een film te maken?
Eché: “Ik had het niet verwacht, maar het deed me heel veel. Mijn opa was de eerste zwarte agent op het eiland. Hij is gestorven in het bejaardentehuis waar we filmden. Door daar te zijn en naar de verhalen van de bewoners te luisteren kreeg ik steeds meer mee van de cultuur van het eiland. Hierdoor ging ik mijn vader en opa ook beter begrijpen. Dat was heel bijzonder. Bovendien omarmde de crew het verhaal echt.”

Hoofdpersoon van Buladó is de elfjarige Kenza, gespeeld door de jonge Tiara Richards. De chemie tussen haar en haar tegenspelers, Everon Jackson Hooi en Felix de Rooy, is heel sterk. Hoe kwam dat tot stand?
Esther: “Tiara is gecast op een jeugdtheaterschool op Curaçao. De casting was pittig, en Tiara sprong eruit. Ze liet zich meevoeren door haar emoties en er vloeiden tranen. Toen wisten we direct dat zij Kenza moest gaan spelen.”

Eché: “Ze is een hele stoere meid en ze gaat ‘aan’ als je haar uitdaagt, een beetje plaagt. Dat deed Everon heel goed, en ze hadden direct een klik. Met Felix, die haar opa Weljo speelt, ontstond een ander soort band. Felix is een grote naam op Curaçao en daarbuiten, en een heel flamboyant en eigenzinnig mens. Als theatermaker, filmmaker, kunstenaar. En Tiara heeft dit ook in zich. Ik denk dat ze zijn kunstenaarsziel goed aanvoelde en daar ontzag voor had.”

Weljo neemt Kenza op een gegeven moment mee naar het museum. Welke rol speelt de cultuur van Curaçao?
Eché: “Weljo belichaamt de spiritualiteit van het eiland. Hij spreekt Papiamentú, de taal van de tot slaaf gemaakten op de Antillen. Kennis van je eigen cultuur en geschiedenis is belangrijk voor de vorming van je identiteit. Het is niet alleen de geschiedenis van de mensen op Curaçao. Het is ook de geschiedenis van Nederland, en van alle Nederlanders.”

Esther: “Wat ik merk is dat mensen van onze generatie steeds meer in hun eigen geschiedenis duiken. Vragen stellen aan ouders, grootouders. Nederland heeft de bestaande cultuur en geschiedenis heel lang weggedrukt. Terwijl het voor je identiteit en zelfontplooiing ontzettend belangrijk is om te weten waar je vandaan komt. Dat is een heel belangrijk element, en Weljo belichaamt dat. Maar de film is geen statement. Het is een emotioneel verhaal over universele thema’s.”

In de film zijn we getuige van de worsteling van de elfjarige Kenza met de dood van haar moeder en de botsende levenshoudingen van haar rationele vader en spirituele opa. Hoe was het om deze film samen te schrijven?
Esther: “De thema’s waar Eché mee bezig was raakten direct een snaar bij mij. Er waren zoveel overeenkomsten met mijn eigen werk. We zijn allebei gefascineerd door de manier waarop leven en dood met elkaar verbonden zijn. Als het gaat om hoe bevrijdend het kan zijn als je spiritualiteit toelaat in je leven, en hoe belangrijk het verleden is om te kunnen groeien… Daar ben ik sinds mijn 18e veel mee bezig. Je praat met elkaar over je visies, die soms heel intiem zijn en die je liever voor jezelf houdt. Om daar samen mee bezig te zijn is heel speciaal. We zijn echt vrienden geworden.”

Kan je iets vertellen over het korte verhaal waar jullie scenario op gebaseerd is?
Eché: “Mijn oom gaf mij een jaar of tien geleden vijf kantjes, waarop hij een verhaal had geschreven over twee broers die met hun vader en opa in een tipi wonen. Dit verhaal was geïnspireerd op een oude slavensage, waarin gevluchte tot slaaf gemaakten van een bepaalde rots konden springen, waarna ze vleugels zouden krijgen en terug naar Afrika konden vliegen. Dit was in feite een wanhoopsdaad. Wat je in de film ziet een sterke verbastering van dit verhaal.”

De wind is een personage op zich. Waarom speelt dit element zo’n grote rol?
Eché: “De wind is onderdeel van het leven daar, het is onlosmakelijk met hen verbonden. De wind is de emotie van de film: hetgeen wat je niet ziet, maar wel voelt. Het past perfect bij waar het verhaal over gaat. ‘Buladó’ betekent: dat wat omhoog gaat, wat opstijgt.”

Esther: “Het is het natuurelement dat je laat vliegen."


Eché Janga en Esther Duysker. (Fotograaf: Dennis Lubbers)

ga terug